Met de invoering van de Gemeentewet in 1851 moesten gemeentes archieven goed beheren.
In 1857 nam Rotterdam een officieel besluit dat het archief er moest komen. De gemeente deed vervolgens een oproep aan de burgerij om archieven en spullen aan de gemeente af te staan. Denk aan kaarten, prenten, tekeningen tot en met gedenk- en vroedschapspenningen.
Daarmee werd het Gemeentearchief Rotterdam opgericht. In 1858 werd de secretarie-ambtenaar Johannes Hendrikus Scheffer (1832-1886) met de zorg voor het archief belast. Met ingang van 1 januari 1862 kreeg hij de titel archivaris en uiteraard kreeg de archivaris een medewerker. Dat werd de heer F.D.O. Obreen, de latere directeur van het museum Boijmans en daarna van het Rijksmuseum. Scheffer en Obreen gaven de zogenaamde Rotterdamse Historiebladen uit en timmerden flink aan de weg.