Openbaar gemaakte archieven
Aan het begin van het nieuwe jaar vervalt de openbaarheidsbeperking van duizenden archiefstukken. Documenten die eerder niet of alleen onder voorwaarden waren in te zien, zijn dan voor iedereen te bekijken. Met de openbaarmakingen komen bijzondere verhalen naar boven.
Zo kwam in 2024 de correspondentie uit 1948 tussen de gemeentelijke dienst Volkshuisvesting en het Nederlands Beheersinstituut beschikbaar. Daaruit blijkt de moeizame toewijzingen van woningen en huisraad aan Rotterdammers. En in 2023 komt met het openbaren van politierapporten uit 1947 een verslag naar boven over het al dan niet uit de hand lopen van de prostitutie op Katendrecht.
Openbaar per jaar
-
Van de archieven met een openbaarheidsbeperking van 75 jaar komen nu de stukken uit 1948 vrij. Daaronder is de correspondentie van de Sociale Afdeling van de gemeentelijke dienst Volkshuisvesting (Toegangsnummer 490-05, inventarisnummer 3) met onder meer het college van Burgemeester en Wethouders en het Nederlands Beheersinstituut.
In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog was deze afdeling verantwoordelijk voor de toewijzing van woningen en huisraad aan de Rotterdammers die na de bevrijding terugkeerden van de arbeidsinzet, uit de concentratiekampen of onderduik. Daarbij kon men putten uit een voorraad van bijna 1500 woningen en een flinke hoeveelheid meubilair die waren gevorderd met een beroep op het Besluit Vijandelijk Vermogen. In de praktijk ging het vooral om bezittingen van mensen met een Duitse nationaliteit of personen die tijdens de oorlog met de bezetter hadden gecollaboreerd, zoals NSB’ers.
Bij het toewijzen van woningen kregen ex-verzetslieden voorrang, daarna gerepatrieerde Joden en ten slotte mensen die in 1944-1945 door oorlogsgeweld waren getroffen. In het najaar van 1945 had Volkshuisvesting op die manier 640 gezinnen van een huis en inboedel voorzien. Zo’n 130 gegadigden wachtten toen nog op een woning.
Het lastige was dat die voorraad van 1500 woningen alleen op papier bestond. In werkelijkheid verkeerden veel van die panden in zo’n slechte staat dat ze ongeschikt waren voor bewoning. Veel andere huizen konden niet worden uitgegeven omdat de gezinnen van gearresteerde NSB’ers er nog woonden.Ook het toewijzen van inboedels ging moeizaam. Door bureaucratie en gebrekkige administratie moesten repatrianten lang wachten voor ze genoeg spullen hadden om een beetje normaal leven te kunnen leiden. Vooral voor Joodse repatrianten was de situatie schrijnend omdat ze bij terugkeer in de stad vaak niks meer hadden. Daar kwam bij dat de hulp van Volkshuisvesting niet gratis was. Iedereen moest betalen voor zijn tweedehands inboedel.
Op 1 oktober 1948 kreeg het Nederlands Beheersinstituut officieel het beheer over de goederen die op grond van het Besluit Vijandelijk Vermogen waren gevorderd. Dat ging echter niet vanzelf. In de aanloop naar die datum beklaagde het Beheersinstituut zich erover dat Volkshuisvesting er in financieel en administratief opzicht een rommeltje van had gemaakt. Volkshuisvesting vond op haar beurt dat het Beheersinstituut wel wat meer oog mocht hebben voor de chaotische omstandigheden vlak na de bevrijding. In die dagen was de dienst naar eigen zeggen opgezadeld met een taak waarop zij helemaal niet had zitten wachten. Dat ze daar ze nu de Zwarte Piet voor kregen toebedeeld, vonden de Rotterdamse ambtenaren onterecht. De stukken die nu zijn vrijgegeven bieden een inkijkje in de discussie tussen de gemeente Rotterdam en het Beheersinstituut. Die draaide in de kern natuurlijk om geld: welke organisatie moest de openstaande rekeningen betalen? Uiteindelijk zou die kwestie nooit helemaal bevredigend worden opgelost. Het leidde er zelfs toe dat de administratie van Volkshuisvesting nooit helemaal is overgedragen.
Arrestantenkaarten
Omdat gegevens van personen op arrestantenkaarten staan, worden de kaarten uit 1948 en de correspondentie pas na 75 jaar openbaar. Bij de stukken in het archief van de Sociale Afdeling van Volkshuishuisvesting is dat soms het geval. Hetzelfde geldt voor documenten in het archief van de Gemeentepolitie (toegang 63).
Wat nog meer?
Behalve de stukken uit 1948 worden op 1 januari 2024 enkele honderden inventarisnummers met documenten uit latere jaren openbaar. Daaronder zijn stukken afkomstig van de Bestuursdienst en een aantal voormalige deelgemeenten uit 2023. Verder vervalt de openbaarheidsbeperking op delen van diverse particuliere archieven uit Rotterdam en omgeving.
De volledige lijst van 2024
Wilt u alles zien wat er in 2024 openbaar is gemaakt, neem dan contact op.
-
In het stadsarchief zijn dit jaar vooral archiefstukken uit 1947 openbaar geworden. Dit zijn onder andere de correspondentiedossiers uit het archief van de gemeentepolitie (inventarisnummers 1130 t/m 1148, toegangsnummer 63). Eén van de kwesties die daarin aan de orde komen is de prostitutie op Katendrecht.
In het najaar van 1947 beheerst dit onderwerp wekenlang het nieuws in Rotterdam. Journalisten van het socialistische dagblad Het Vrije Volk hebben een brandbrief in handen gekregen van een groep Katendrechters aan hoofdcommissaris Henri Staal (1895-1980). De strekking van die brief is dat de prostitutie en alle overlast die daarbij hoort, de laatste jaren zo is toegenomen: ‘Door het verdwijnen van de Schiedamsedijk en de binnenstad hebben zich hier tal van publieke vrouwen gevestigd bij degenen, die er reeds waren. Het aantal vrouwen en meisjes dat zich aan prostitutie overgeeft, groeit onrustbarend. [...] Er zijn zeer vele minderjarige meisjes onder, maar ook vrouwen, die door hun eigen mannen worden geëxploiteerd.'
De vrees van de schrijvers is dat de situatie uit de hand loopt en andere bewoners, met name de kinderen, hierin worden meegesleurd. Ze zijn bang dat Katendrecht meer en meer ‘een geschandvlekte wijk’ zal worden.
Poolshoogte
Om de gemoederen tot bedaren te brengen komen hoofdcommissaris Staal en burgemeester Pieter Oud persoonlijk poolshoogte nemen. Tegenover de pers spreekt Staal sussende woorden. ‘Katendrecht biedt niets verontrustends. […] Een fatsoenlijk mens kan op Katendrecht heel goed wonen als hij, zoals dat past, zijn kinderen 's avonds naar bed stuurt en niet langs de straat laat zwerven, dan gebeurt er niets’. Een politieman van bureau Sandelingplein komt tot dezelfde conclusie nadat hij er een paar avonden in burgerkleding heeft rondgelopen. Ja, er is een druk nachtleven op Katendrecht. Er is ook volop prostitutie, maar met de overlast valt het enorm mee.Prostitutie aan boord
Toch is er wel degelijk een prostitutieprobleem, zo moeten de autoriteiten toegeven. Dat manifesteert zich vooral aan boord van de schepen, niet zozeer op de wal. Bij een speciale controle van aangemeerde zeeschepen treft de rivierpolitie begin november 1947 elf vermoedelijke prostituees aan. In het half jaar daarvoor zijn in totaal 37 vrouwen van boord gehaald, onder wie drie minderjarigen.Hulp van de kapiteins
Zulke controles hebben echter hun beperkingen. Ze vereisen de medewerking van de kapiteins en die zijn daar niet altijd toe bereid. Dat maakt het voor de politie moeilijk om prostitutie op schepen tegen te gaan. Mede onder druk van de publieke opinie begint de politie in december pamfletten uit te delen aan kapiteins van binnenkomende schepen. Daarin wordt hun hulp gevraagd bij de bestrijding van de prostitutie en geen vrouwen meer toe te laten aan boord.Wat nog meer?
Behalve de stukken uit 1947 worden op 1 januari 2023 enkele honderden inventarisnummers met documenten uit latere jaren openbaar. Daaronder zijn stukken afkomstig van het bureau van de gemeentesecretaris en een aantal voormalige deelgemeenten uit 2022. Verder vervalt de openbaarheidsbeperking op delen van diverse particuliere archieven uit Rotterdam en omgeving.De volledige lijst van 2023
Wilt u alles zien wat er in 2023 openbaar is gemaakt, neem dan contact op.
-
Van de archieven met een openbaarheidsbeperking van 75 jaar komen nu de stukken uit 1946 vrij. Daaronder zijn veel documenten waarin de naweeën van de oorlog nog merkbaar zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de bestraffing van mensen die de bezetter hadden geholpen.
Op grond van het Zuiveringsbesluit uit 1944 werden na de bevrijding, voor alle categorieën overheidspersoneel, commissies in het leven geroepen die onderzoek gingen doen naar mensen die mogelijk met de vijand hadden geheuld. Als de beschuldigingen gegrond bleken konden niet-strafrechtelijke maatregelen worden opgelegd zoals een beroepsverbod.
Tussen 1946 en 1950 zijn 60.000 Nederlanders onderzocht, waarna zo’n 20.000 van hen werden bestraft. In Rotterdam werd op 4 juni 1945 door het Militair Gezag een Algemeene Zuiveringscommissie ingesteld. Het archief van die commissie blijft nog gesloten (waarschijnlijk tot 2045/2046). Bij de afzonderlijke gemeentelijke diensten en bedrijven zijn wel stukken te vinden die laten zien hoe daar met ‘foute’ ambtenaren werd omgegaan.
Een voorbeeld is inventarisnummer 217 in het archief van het Gemeentelijk Drinkwaterleidingbedrijf (633). Dat bevat onder meer correspondentie over een technisch ambtenaar die was geschorst vanwege zijn pro-Duitse houding. Eén van de bewijzen daarvoor was zijn lidmaatschap van het Nederlandsch Arbeidsfront, de nationaalsocialistische vakcentrale in de oorlogsjaren. De ambtenaar in kwestie gaf toe dat hij lid van het NAF was geweest, maar ontkende dat ideologische overwegingen daarbij een rol hadden gespeeld. Vaderlandsliefde had hem naar eigen zeggen bij het NAF gebracht: ‘Mijn persoonlijke overtuiging is, dat men in tijden van bezetting op Nationale grondslag naar sociale verbetering kan streven los van politiek. Propagandist voor een politieke beweging ben ik nooit geweest, doch voelde mij aangetrokken door die groep menschen die zeiden; onderzoekt ook in bezettingstijd alle dingen en behoudt het goede.’
De zuiveringscommissie van het Drinkwaterleidingbedrijf geloofde daar weinig van. Ze hadden een rapport uit 1943 gevonden, waarin de ambtenaar de aanstelling van meer nationaalsocialisten (NAZI’s en NSB’ers) bepleitte, omdat dit ‘de geest onder de ambtenaren veel goeds zou doen.’ Daarom adviseerde de commissie ontslag ‘met behoud van zijn pensioenaanspraken en ondersteuning van zijn gezin zoolang hij geen inkomsten geniet.’ Dat advies werd uiteindelijk overgenomen.
Documenten als deze zijn ook te vinden in inventarisnummer 13 in het archief van de afdeling Bevolking van de gemeentesecretarie (494-01).
Archief Rotterdamse Lloyd
Van heel andere orde zijn de stukken in inventarisnummer 129 in het archief van de Rotterdamse Lloyd (454-09): registers van personeelsleden die tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië zijn omgekomen of geïnterneerd zijn geweest. In deze registers staan de namen van de medewerkers genoteerd met een korte omschrijving van hun lotgevallen, vaak op basis van correspondentie van het Rode Kruis. Die lotgevallen waren heel divers: sommigen kwamen om toen hun schip werd getorpedeerd, anderen als gevolg van de ontberingen tijdens de dwangarbeid bij de Pakanbaroe-spoorlijn, weer anderen overleefden de oorlog in een interneringskamp en werden na de bevrijding gerepatrieerd.
De volledige lijst van 2022
Wilt u alles zien wat er in 2022 openbaar is gemaakt, neem dan contact op.
-
Van de archieven met een openbaarheidsbeperking van 75 jaar komen nu de stukken uit het oorlogsjaar 1944 vrij. Daaronder zijn enkele duizenden arrestantenkaarten uit het archief van de Rotterdamse gemeentepolitie.
Volgens de Nederlandse Archiefwet moeten de archieven van de overheid uiterlijk 20 jaar na ontstaan worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats. Vanaf dat moment zijn ze voor iedereen in te zien, tenzij het overbrengende orgaan besluit de openbaarheid nog voor een bepaalde periode te beperken. De reden is meestal bescherming van de ‘persoonlijke levenssfeer’ van degenen die in de documenten worden vermeld. Bij delen van het politiearchief, zoals de zogeheten opname- en ontslagkaarten, is dat het geval. Die bevatten de gegevens van mensen die in een Rotterdamse politiecel hebben gezeten. Daarop is dan ook een openbaarheidsbeperking van 75 jaar van toepassing. Per 1 januari 2020 vervalt die beperking voor de archiefstukken uit 1944.
Groeiende criminaliteit
Vanaf september 1944 werd het zuidelijk deel van Nederland stap voor stap bevrijd door de geallieerden. Voor de gebieden die nog door Duitsers bezet waren braken toen juist heel moeilijke maanden aan. Het openbare leven kwam er grotendeels tot stilstand en daarmee stokte ook de voedsel- en brandstofvoorziening. Om het hoofd boven water te houden namen steeds meer mensen hun toevlucht tot criminele activiteiten. Tegelijkertijd trad de Duitse bezetter steeds harder op. De Rotterdamse arrestantenkaarten weerspiegelen die ontwikkeling: in 1944 werden 9.838 mensen opgepakt. Dat is fors meer dan in de eerste oorlogsjaren. De reden van arrestatie was vaak de verdenking van delicten als diefstal, verduistering, oplichting of heling. Wie schuldig werd bevonden, had een grote kans in het beruchte Kamp Amersfoort te belanden. In 1944 was dat de bestemming van meer dan duizend Rotterdamse arrestanten.
Een aantal arrestanten trof een nog wreder lot, onder wie 17-jarige kelner Johannes Klaverkamp. Hij werd op 20 november 1944 door de Duitse Sicherheitsdienst (SD) afgeleverd bij het Haagseveer, met daarbij de instructie dat hij geboeid in zijn cel moest blijven. Luchten mocht hij ook niet. Na iets meer dan een maand haalde de SD hem weer op. Wat Klaverkamp had misdaan vertellen de kaarten in het politiearchief niet. Evenmin wat er na het verblijf in de politiecel met hem gebeurde. Uit een andere bron weten we dat hij met zes andere mannen naar de Schietbaan Kralingen is gebracht, waar ze vlak voor Kerst zijn gefusilleerd. Later bleken enkelen van zijn lotgenoten een strafblad te hebben voor diverse vermogensdelicten. Na de bevrijding zijn ze allemaal begraven op het Ereveld Loenen.
Digitaal doorzoekbaar
De arrestantenkaarten uit de oorlogsperiode behoren tot de meest opgevraagde stukken op de studiezaal van het stadsarchief. Het afgelopen jaar zijn ze in samenwerking met het Netwerk Oorlogsbronnen door vrijwilligers digitaal doorzoekbaar gemaakt. In de loop van 2020 komen die gegevens beschikbaar via de website van het archief en de personenportal 'Oorlogslevens' van het Netwerk Oorlogsbronnen.
Behalve de arrestantenkaarten uit het politiearchief worden op 1 januari 2020 enkele honderden inventarisnummers van andere archieven openbaar, waaronder die van warenhuis Ter Meulen, distilleerderij Johs. De Kuyper & Zoon en koffie- en tabaksfabrikant Van Nelle. Verder vervalt de openbaarheidsbeperking op delen van diverse kerkelijke archieven uit Rotterdam, Bergschenhoek, Poortugaal en Barendrecht.
De volledige lijst van 2020
Wilt u alles zien wat er in 2020 openbaar is gemaakt, neem dan contact op.
Beperkt openbaar
Sommige stukken uit het archief mogen nog niet openbaar worden gemaakt. Dit heeft meestal te maken met de privacy van mensen die nog in leven kunnen zijn. Onder voorwaarden mag u die stukken toch inzien. Meer informatie hierover vindt u op de pagina Informatie beperkt openbaar.