Onderstaande tekst is geschreven door Wouter W. de Herder en Jaco Berveling voor het Rotterdams Jaarboekje 2022.

Een van de meest legendarische Rotterdammers is ongetwijfeld Rigardus Rijnhout: de Reus van Rotterdam. Door zijn extreme lengte was hij een bezienswaardigheid in de stad. Hij was een lieve, zachtmoedige man, maar ook een tragische figuur die pesterijen en ziekenhuisbezoeken moest doorstaan. 

Rigardus Rijnhout werd geboren op 21 april 1922, de eerstgeborene van Rigardus
Rijnhout sr. en Hillegonda Pragt. Hij stond in zijn latere leven beter bekend als ‘Rijn’, of ‘de Reus van Rotterdam’. Rigardus woonde zijn hele leven in de Gouvernestraat, op nummer 2a. Hij woog negen pond bij zijn geboorte, wat niet zo heel ongebruikelijk was in die tijd. Maar vanaf zijn derde levensjaar begon Rigardus extreem te groeien, zodat hij op zijn dertiende jaar al 1 meter en 90 centimeter lang en op zijn negentiende jaar 2 meter en 16 centimeter lang was. Speciaal voor hem werd vanwege zijn lengte het bovenlicht-raam boven de voordeur verwijderd en werd er een hogere voordeur geplaatst. Na de geboorte van Rijn werd het gezin verder uitgebreid met een dochter, Pietronella (Nel), geboren in 1924, en een zoon, Piet, geboren in 1926. Ouders, broer en zus waren allen normaal geproportioneerd en van normale lengte. 

Reuzengroei

De oorzaak van Rijns extreme lengtegroei was een groeihormoon-producerend gezwel van het hersenaanhangsel (hypofyse), gelegen in de schedelbasis. Dit gezwel had aanleiding gegeven tot het ontstaan van de aandoening ‘acromegalie-gigantisme’. 
Om de groei van dit hypofysegezwel en de overmatige productie van groeihormoon door dit gezwel te stoppen, werd Rigardus aan het begin van de Tweede Wereldoorlog bestraald op de hypofyse door dokter Kan in het Diaconessenhuis aan de Westersingel. De behandeling had effect: op zijn 24ste jaar hield Rigardus op met groeien. Hij had toen een eindlengte van
2 meter en 37,5 centimeter bereikt. Zijn grote lichaam woog uiteindelijk 230 kilogram en hij had schoenmaat 62 (voetlengte 36 centimeter). Als gevolg van het hypofysegezwel en de bestraling moest hij een groot deel van zijn leven hormoonpreparaten blijven gebruiken. In de tijd van Rijn waren de enige mogelijkheden om de hypofyse-aandoening te behandelen een ingewikkelde hypofyseoperatie via de neusbijholten en hypofysebestraling. Tegenwoordig is acromegalie-gigantisme veel beter te behandelen. Niet alleen met een geavanceerde operatie, maar ook met medicijnen. Verder kan de aandoening veel beter worden opgespoord en vastgesteld.

Hoge kosten van levensonderhoud

Een enorm lichaam vergt ook een enorme inname van voedsel en drinken. Krantenberichten maakten hiervan in de overtreffende trap melding. In een dagblad werd gemeld dat hij als veertienjarige in het ziekenhuis ter observatie werd opgenomen en daar een indrukwekkend ontbijt kreeg: ‘25 boterhammen, 3 borden met havermout en 7 glazen met jus’.

Maatkleding was niet voorhanden voor Rigardus. Gelukkig maakte en verstelde kleermaker Van Luik (‘Buik of geen buik, een broek van Van Luik’) de meeste kleding gratis en kreeg hij ooit een fraaie leren rechercheursjas als promotiecadeau van de firma Cohen in Utrecht. Vanwege de hoge kosten van levensonderhoud van Rijn lag er een zware financiële druk op het gezin Rijnhout. Hierdoor werd zijn vader afhankelijk van sociale steun. In de jaren dertig van de vorige eeuw kreeg het gezin daarom een dubbele verstrekking van de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Ook de oorlogsjaren waren problematisch voor Rigardus, maar gelukkig kreeg hij extra voedselbonnen. Restauranthouders mochten Rigardus graag gratis van een uitgebreide maaltijd voorzien, mits hij voor het publiek goed zichtbaar was voor het raam. Een echte baan vinden lukte Rigardus niet. Hij stond bekend als leergierig en vlijtig en doorliep na de lagere school op de Gaffeldwarsstraat deels de ambachtsschool. Toen de school voor hem geen geschikte werkbanken en instrumentarium kon vinden, hield het op. Om zijn dure levensonderhoud te bekostigen, kreeg Rigardus allerlei gelegenheidsbaantjes, zoals plafondschilder en knoper van duikbootnetten. Hij doofde straatlantarens en stak de kerstverlichting aan. Hij vertoonde zich meestal samen met zijn vader tegen vergoeding in kroegen, feesten, beurzen en op markten. Maar in tegenstelling tot vele andere reuzen heeft hij zich nooit echt in de showbusiness, variété of circuswereld gestort.

Eenmaal trad hij in 1948 kortdurend op als stand-in voor de in die tijd beroemde 2 meter 42 centimeter lange Hollandse reus en showbusiness-coryfee Albert Johan Kramer (1897- 1976). Kramer moest wegens ziekte verstek laten gaan bij een optreden in de beroemde Pete Collins Would you believe it?-show in Groot-Brittannië.

Kort daarna stond Rijn alweer als portier voor het variététheater van de tentoonstelling Stad en Lande 1948 ook wel Tentoonstelling 1948 genaamd in het stadspark te Groningen. Hij werd gevraagd voor veel Rotterdamse reclameactiviteiten. Zo was hij opvallend aanwezig op de E55, een energiemanifestatie in 1955 op diverse locaties in de stad met als centrale thema ‘de wederopbouw van de verwoeste stad en de wil om de moeilijkheden te overwinnen’.

Pesterijen

Van jongs af aan werd Rijn gepest door kinderen, ondanks het feit dat hij een zachtaardig karakter had. Meestal werd hij begeleid door zijn vader die voorkwam dat Rijn zijn enorme brute kracht inzette als reactie op al deze pesterijen. In 1940 werd het gezin bezocht door een journalist van Eigen Erf in Woord en Beeld en Utrecht in Woord en Beeld. Rijn was toen achttien jaar oud en zijn vader hielp in het gebombardeerde Rotterdam mee met puinruimen. Tijdens het gesprek bleek dat Rijn eigenlijk maar één ding wilde: niet opvallen. Dat was met zijn 2 meter en 15 centimeter onmogelijk, zag ook de verslaggever: Rijn zelf is nog het minst ingenomen met zijn specialiteit. Op straat wordt hij nagekeken, en ieder ogenblik wordt hem het afgezaagde, oude grapje gevraagd ‘of het boven koud is’. Dat verdriet Rijn dikwijls. Hij wil het liefst onopgemerkt door het leven gaan.

Twee jaar later was Rijn inmiddels 2 meter en 23 centimeter op negentienjarige leeftijd en liet hij, tijdens een interview voor het tijdschrift Panorama, opnieuw merken hoe storend hij alle aandacht vond. Het liefst wil hij dat men hem geen bijzondere aandacht schenkt, en om hem van dienst te zijn doen wij hier, in dezen zin, een beroep op het publiek.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw raakte Rigardus verlamd, maar hij verdween niet uit het straatbeeld. Hij was dagelijks in zijn gemotoriseerde invalidenwagen te bewonderen bij de aanlegsteiger van de Spido-rondvaarten of bij de ingang van de Maastunnel. Daar verkocht hij ansichtkaarten met afbeeldingen van hemzelf. Op de achterzijde stond zijn adres, zijn maten (in het Nederlands en in het Engels) en vaak de tekst ‘De reus kan niet meer lopen, daarom alleen zijn foto’s verkopen’. Inmiddels was Rijn ook blind geraakt aan zijn linkeroog en had hij rechts een gezichtsveldbeperking. Mogelijk is dit alles veroorzaakt door het hypofysegezwel en een ernstige val van de fiets in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Het begon ook op te vallen dat hij een scheefstand van het gelaat had.

Leiden

24 november 1958 werd Rigardus ernstig ziek. Hij moest naar het Academisch Ziekenhuis Leiden worden vervoerd. Dat ging echter niet zonder slag of stoot. Het was niet mogelijk om hem op de Gouvernestraat per brancard de trap af te dragen en het ambulancepersoneel takelde hem met hulp van de BB (Bescherming Bevolking) vanaf de tweede etage door het raam naar beneden waarna ze hem in de ambulance installeerden. Een enorme mensenmassa en de pers waren op dit schouwspel afgekomen. In Leiden werd Rigardus behandeld door het team van de endocrinoloog professor Andries Querido, die de latere bouwdecaan van de Medische Faculteit Rotterdam zou worden. Bijna vijf maanden verbleef hij in het ziekenhuis in Leiden waar hij uiteindelijk op 13 april 1959 zou overlijden, waarschijnlijk als gevolg van een ernstige infectie vanuit de urinewegen bij nierstenen. Rigardus Rijnhout werd slechts 36 jaar oud.  
Op 17 april 1959 werd het lichaam van Rigardus Rijnhout op de Zuiderbegraafplaats ter aarde besteld. Bij het graf sprak zijn vader de historische woorden: Spot en hoon waren vaak je deel, maar je haatte de mensen daarom niet. Want je had een hart van goud.
Op 9 april 1975 werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar het Anatomisch Laboratorium in Leiden.