Uw zoekacties:

5157 Archief van de Polder Abbenbroek onder de gemeente Abbenbroek

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis van het archief
5157 Archief van de Polder Abbenbroek onder de gemeente Abbenbroek
Archiefvorming
Geschiedenis van het archief
Titel:
Geschiedenis van het archief
De structuur van het archief van de polder Abbenbroek hangt direct samen met de bestuursinrichting van die polder. Wanneer we hiervoor tot de conclusie zijn gekomen dat rond 1710 als het ware uit het ambachtsbestuur een apart polderbestuur is ontstaan, dan mogen we verwachten dat het polderarchief vanaf die tijd werd gevormd. Gelijk de archieven van de polders binnen de Generale Dijkage van Voorne en de Ring van Putten geen archieven kunnen bevatten, daterend van vóór de scheiding van gemeente en polder in 1811, zo kan het archief van de polder Abbenbroek geen bescheiden bevatten uit een tijd dat van een apart polderbestuur nog geen sprake was. Bij de archieven van de polders binnen de de Generale Dijkage van Voorne en de Ring van Putten werden op grond van het transmissiebeginsel de bescheiden met betrekking tot de zorg voor de waterstaatswerken bij het polderarchief gevoegd. We zouden dan ook mogen verwachten dat soortgelijke bescheiden uit het archief van het ambacht Abbenbroek van vóór 1710 eveneens later tot het polderarchief zijn gevoegd. Dat valt mee, mede door het eenvoudig ontbreken van documenten die daarvoor in aanmerking zouden komen. Slechts het heven- of veldboek over 1583 - 1625 en het octrooi uit 1699 van de Staten van Holland over het bergen van specie uit de Bernisse zijn “overgedragen”.
Bij deze opsomming dienen we gelijk te vermelden dat het hevenboek verloren is gegaan. Het octrooi uit 1699 is weliswaar een voor de polder uiterst belangrijk document, een bewijsstuk tot ver in de 19e eeuw veelvuldig gebruikt, maar werd eertijds verleend aan baljuw en gerechte van Abbenbroek en niet aan dijkgraaf en heemraden. Het geschrift is bij de inventarisatie dan ook onverbiddelijk overgebracht naar het ambachtsarchief van Abbenbroek.
Een oplettende lezer zal na het bestuderen van de inventaris ogenblikkelijk wijzen op een daarin beschreven polderkaart uit 1701, die gelet op het bovenstaande daarin niet opgenomen had mogen worden. * 
We zouden nu kunnen wijzen op het feit dat de kaart tot in de 19e eeuw als basis heeft gediend voor de invordering van de polderlasten en derhalve in het archief niet gemist kan worden, maar een gelijksoortig verhaal kennen we ook van het eerder genoemde octrooi uit 1699. De polder beschikte eertijds over meerdere exemplaren van de bewuste kaart, die desgewenst door ingelanden kon worden aangekocht. In de rekening wegens het ordinair schot over 1807/1808 lezen we het volgende: * 

ontvangen van Kornelis Beukelman voor een kaart van Abbenbroek f 1:--:--

Met deze kaart moet ongetwijfeld de kaart uit 1701 zijn bedoeld, die zo nodig werd herdrukt met behulp van de koperen plaat. Overigens zijn de lotgevallen van deze koperen plaat onbekend, dit in tegenstelling tot de koperen platen van de andere polders op Voorne-Putten. * 
Mogelijk is die van Abbenbroek bij de ambachtsheer gebleven en daarna aan onze waarneming onttrokken. Op de raadkamer van het gemeentehuis hangt, aldus de heer J. Kuyper in zijn geschrift uit 1876, een kaart van de polder Abbenbroek van 1701. * 
Deze kaart is later “verdwenen”
Het polderbestuur heeft overigens in 1939, blijkens een hiernaast afgebeelde brief, wel pogingen ondernomen om een exemplaar van de kaart aan te kopen bij een antiquariaat te Amsterdam. * 
Er is nog een andere reden om de kaart uit 1701 in het polderarchief op te nemen, maar die is noch archivistisch, noch wetenschappelijk en daarom verbannen naar het notenapparaat. * 

Bij de inventarisatie van het “dorpsarchief” en het “rechterlijk” archief van Abbenbroek zijn anderzijds bescheiden aangetroffen die tot het polderarchief gerekend moeten worden en derhalve daarheen zijn overgebracht, te weten:

1. publicaties van het polderbestuur, 1788 - 1806 (1830);
2. kohier van omslag over 1718;
3. akte van verpachting van de gemeenlandsedijk, 1722;
4. akten van openbare verkoop van wilgen, elzen en iepen, 1803 - 1806;
5. akte van openbare aanbesteding van het delven van de wateringen, 1722.

Het archief van de polder Abbenbroek bevat slechts weinig bescheiden uit de 18e eeuw. De bescheiden, die bewaard zijn gebleven uit die periode zijn bovendien nog van elders afkomstig en hierboven beschreven. Zelfs belangrijke reeksen, zoals notulen en rekeningen, beginnen pas in respectievelijk 1798 en 1801.
Rond 1710 mag dan een polderbestuur zijn gevormd, een administratieve scheiding tussen ambacht en polder moet aanvankelijk zeer gebrekkig hebben plaatsgevonden. Deze gebrekkige scheiding werd ook voor een belangrijk deel veroorzaakt door een niet altijd even duidelijke scheiding van taken. Het feit dat in deze inleiding een apart hoofdstuk is gewijd aan kerkelijke aangelegenheden en onderwijs is illustratief. Zelfs tot het eind van de 18e eeuw vinden we nog registers, die zowel bij het ambachtsbestuur (schout/baljuw en schepenen) als het polderbestuur in gebruik zijn geweest. Het resolutieboek van baljuw en schepenen over de periode 1780 - 1795 bevat ook resoluties van dijkgraaf en heemraden uit 1784 en 1787. * 
Het register van publicaties van dijkgraaf en heemraden over de periode 1788 - 1806 (1830) bevat daarentegen ook publicaties van baljuw en schepenen over de periode 1780 - 1806. * 
Dit register, eertijds opgenomen in het zogenaamde rechterlijk archief van Abbenbroek onder nr. 53, zou bij wijze van spreke ook als onderdeel beschouwd kunnen worden van het ambachtsarchief van Abbenbroek.

Het polderarchief geeft vanaf rond 1800 een indruk van redelijk compleet te zijn. Zelfs de periode van 1800 - 1850, voor veel polder- en gemeentearchieven problematisch, lijkt voor de polder Abbenbroek gunstig uit te vallen. Vanzelfsprekend zijn er leemten, die soms duidelijk aangewezen kunnen worden. Waar is, om een voorbeeld te noemen, de nieuwe kaart van de polder Abbenbroek gebleven, waarvoor Stephanus Bodde in de periode 1819 - 1825 tweemaal f 38,-- had ontvangen en ter bewaring waarvan zelfs voor f 5,60 een speciale koperen buis werd aangeschaft? * 
We hebben in het hoofdstuk bestuursinrichting geschreven over de veranderingen, die de polder Abbenbroek rond 1850 heeft ondergaan in verband met de benoeming van een nieuwe dijkgraaf. Bij de benoeming van Pieter van Prooye tot nieuwe dijkgraaf, secretaris en penningmeester diende er een overdracht plaats te vinden van de polderadministratie en dat ging niet zonder problemen. In 1850 zou de waarnemend dijkgraaf, secretaris en penningmeester, de heer Lamaison van Heenvliet, van de heren De Vos van Steenwijk opdracht hebben gekregen de administratie van de polder aan hem te overhandigen.

Het polderbestuur werd van het beluit van de ambachtsheer op de hoogte gebracht maar geboden terstond de heer Lamaison van Heenvliet de bescheiden niet over te dragen, maar deze voorlopig onder zich te houden. * 
Met deze gebeurtenis kwam het polderarchief in de directe belangstelling en deze belangstelling werd nog vergroot doordat de heren De Vos van Steenwijk, die overigens verklaarden alle medewerking te verlenen bij de overdracht van het archief, vroegen naar de verblijfplaats van het notulenboek van vóór het jaar 1824 in verband met het onderzoek naar de titel van zowel de remissie van de kapittelgoederen als het jaarschot. De secretaris verklaarde echter dat hij geen andere boeken had overgenomen dan die hij op dat moment voor zich had liggen. * 
Vermoedelijk heeft nooit een ouder notulenboek bestaan en werd voor de notulering gebruik gemaakt van het katern en de losse velletjes die, hoewel onvolledig, over de periode 1798 - 1824 bewaard zijn gebleven en waarvan misschien het bestaan de heren in 1850 niet bekend was. * 
De belangstelling voor het polderarchief uitte zich onder andere door het opnemen van een speciaal artikel (45) in het reglement van 1851: * 

De secretaris is tevens bewaarder van het archief. Een ieder kan in tegenwoordigheid van een lid van het bestuur of van den secretaris inzage daarvan krijgen en tegen betaling afschriften of uittreksels vragen na schriftelijke toestemming van den dijkgraaf of op last van dijkgraaf en heemraden.

Daarenboven wordt de secretaris geboden een goede administratie bij te houden (artikel 46), immers een goed archief valt of staat bij de ijver en nauwkeurigheid van de secretaris.
Weliswaar vinden we gelijkende bepalingen in het latere Algemeen Polderreglement, maar dat neemt niet weg dat we bij de polder Abbenbroek reeds in 1851 te maken hebben met een openbaar archief. Niettemin werd het raadplegen van het archief als buitenissig beschouwd. Zo werd de heer De Vos van Steenwijk, die in 1929 de wens te kennen gaf enige rekeningen en begrotingen te willen inzien, gewezen op diens zonderling gedrag. * 
Uit het jaar 1850 kennen we de eerste inventaris van het polderarchief, ongetwijfeld een opsomming van bescheiden die de nieuwe secretaris had overgenomen. * 
Deze inventaris, bestaande uit 20 nummers, is zo weinig gedetailleerd, dat er nauwelijks mee te werken valt. Wat moeten we met een lias, houdende alle reglementaire bepalingen, keuren, ordonnanties en disposities en hoe te denken over een lias houdende aanwezige missiven?
De inventaris bevat in ieder geval geen opsomming van bescheiden, die met zekerheid ontbreken in het huidige polderarchief, met uitzondering van de onder nr. 17 vermelde “kadastrale kaarten”.
Na 1850 bleef het polderarchief in de aandacht van het polderbestuur, omdat met regelmaat daarvan gebruik werd gemaakt. We hebben in het hoofdstuk financiën reeds gezien welke rol de oude documenten speelden bij de invordering van de omslag. “Uit oude documenten uit het polderarchief was gebleken” en “op grond van oude documenten zullen onwilligen gerechtelijk vervolgd worden”, zo lezen we in notulen van 1864. * 
Met het oude veldboek in de hand werd in 1868 de vrijdom van omslag van de Nieuwe Boezem bewezen. * 
In 1875 werd tot een gedetailleerd onderzoek in het archief besloten naar aanleiding van gerezen onduidelijkheden over de invordering van de binnenlandse omslag van de Volgerlanden van Oudenhoorn. Zelfs het archief van de ambachtsheer zou bestudeerd worden. * 
Het octrooi van de Staten van Holland uit 1699 over de Bernisse heeft diverse keren als bewijsstuk gediend, laatstelijk nog bij een geschil dat in 1935 ontstond met de heer A. Zwanenburg over de schade aan zijn gewas als gevolg van het uitdiepen van de Bernisse. * 
Het polderarchief heeft tot 1877 zo niet geheel dan toch wel voor een belangrijk deel berust bij de secretaris. Nadat het polderbestuur in dat jaar ging vergaderen in het raadhuis werd in dat gebouw een kast ingericht voor het archief. * 
Deze kast moet alleen hebben gediend voor bescheiden die niet of nauwelijks meer geraadpleegd werden. Zo deelde het polderbestuur in 1920 mede dat het polderarchief in een behoorlijk afgesloten kast, vrij van vocht en goed geordend werd bewaard ter secretarie van de polder te Geervliet (het huis van de secretaris-penningmeester). Oude rekeningen en begrotingen bevinden zich, aldus het bestuur, in een kast ten raadhuize dezer gemeente. * 
Het gebruik van een kast in het raadhuis lijkt een verbetering, maar in werkelijkheid was de situatie minder gunstig. De inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven had in 1925 geconstateerd dat de betreffende polderkast was neergezet op een zeer ongunstige plaats in een vochtig en donker vertrek naast de raadzaal van Abbenbroek. Het archief was vochtig en zou, indien geen passende maatregelen tot verbetering werden getroffen, stellig verloren gaan. * 
Het polderbestuur had in die tijd zijn belangstelling voor het archief verloren en verklaarde dat de polderkast in de bodekamer slechts enige begrotingen en oude polderrekeningen met bijlagen bevatte. Deze werden van geen waarde geacht. * 
Niettemin was men bereid enige verbeteringen aan te brengen. Het dak werd gerepareerd, zodat er geen lekkage meer was en de archiefstukken werden gedroogd. De inspecteur, Mr. Jhr. Th. van Rheineck Leyssius, was weliswaar blij met deze verbeteringen, maar het volstrekt oneens met de veronderstelling dat de bewuste archiefstukken onbelangrijk zouden zijn. Hij stelde dan ook in zijn onvolprezen ijver voor, het gehele polderarchief te laten ordenen door en op kosten van de provincie en de inventaris door de landsdrukkerij kosteloos te laten uitgeven. * 
Het voorstel van de inspecteur leidde inderdaad tot de vervaardiging van een in 1927 gedrukte inventaris. * 
Deze inventaris is nauwkeurig en gedetailleerd, zeer goed bruikbaar om een beeld te vormen van de bescheiden, die in 1927 tot het polderarchief behoorden of gerekend werden. Bovendien bevat de inventaris een indrukwekkende inleiding van vijf bladzijden, waarin als het ware de préhistorie van de polder vanaf het jaar 776 wordt beschreven. Deze inleiding heeft echter vrijwel geen relatie met het polderarchief, immers zijn verhaal eindigt in 1415, terwijl het archief in feite bewaard is gebleven en beschreven vanaf 1783. Slechts de laatste alinea verwijst naar het polderarchief:
Juist dit merkwaardige stuk is verloren gegaan!
Hoewel het hevenboek dateert uit een periode dat er geen apart polderbestuur bestond, zodat het geacht moet worden te hebben behoord tot het ambachtsarchief, zijn de lotgevallen van dit kostbare document dermate verweven met die van het polderarchief, dat we genoodzaakt zijn daarop onze aandacht te richten. De inspecteur, Mr. Jhr. Th. van Rheineck Leyssius, was zo verstandig om allerlei akten uit het hevenboek afzonderlijk te beschrijven en daarbij uiteraard steeds te verwijzen naar het bewuste nummer van de inventaris (169) met vermelding van de bladzijden. Zo blijken onder de volgende nummers akten te zijn beschreven, afkomstig uit het hevenboek:

19 - 22 aanstelling waarslieden, 1602 - 1604;
165 kaartboek, 1612;
214 - 217. rekeningen wegens bijzondere uitgaven, 1594 - 1612;
764. besluit bouwen derde watermolen;
770, 771, 781. besluiten en overeenkomsten over het vergroten van de boezem en de Bernisse
782. 1586, 1599;
777, 778. overeenkomsten aangaande het maken van schutsluizen in de Bernisse, 1599 - 1600;
783. verhogen van een dijk, 1609.

We hebben hiervoor reeds meerdere malen vermeld dat het hevenboek verloren is gegaan. Het polderbestuur deelde in 1947 mede dat het heven- of veldboek, voorkomende onder nr. 169 van de inventaris, in 1944 was uitgeleend aan de heer Van Rheineck Leyssius (Teixeira de Mattos?) en op 4 maart 1945 bij de brand in het Provinciaal gebouw verloren was gegaan. * 
Deze uitlening kan ongetwijfeld in verband gebracht worden met de beschrijving van de polders en waterschappen door L.F. Teixeira de Mattos. * 
Onder inventarisnummer 169 troffen we bij de inventarisatie wel een veldboek aan uit omstreeks 1810, in de huidige inventaris beschreven onder nr. 119. Dit boek bevat merkwaardigerwijs een etiket, geheel overeenkomstig de etiketten die bij de inventarisatie in 1927 zijn gebruikt.
Het lijkt erop dat het oude veldboek is vervangen door een nieuwer veldboek. Zou het oude veldboek wel echt verloren zijn gegaan? * 
De heer A.A. Arkenbout, bekend om zijn gedegen studies over de geschiedenis van Voorne, kreeg het veldboek, beschreven onder nr. 169 in 1955 ter inzage en concludeerde reeds dat het om een geheel ander veldboek ging dan omschreven in de inventaris. Hij trof in het “nieuwe” veldboek wel een losse rekening aan van de Heilige Geest Armen van Abbenbroek uit 1560. * 
Deze losse rekening is overigens na 1955 zoek geraakt! Een nadere bestudering van de inventaris uit 1927 levert nog meer onaangename verrassingen op. In 1964 had de toenmalige Provinciaal Inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven, de heer J.L. van der Gouw, reeds enige onregelmatigheden gesignaleerd, uiteraard van de veronderstelling uitgaande dat de inventaris uit 1927 nauwkeurig is. Zijn bevindingen vinden we in het hiernaast afgebeelde verslag opgesomd. * 
Bij de huidige inventarisatie werd overigens de onder nr. 86 vermelde begroting wel aangetroffen. Bovendien is een klein deel van de bescheiden, beschreven onder nr. 787 en 788, in de huidige inventaris opgenomen onder nr. 446, 447 en 452. Aan het ontbreken van sommige bescheiden ligt meer dan alleen slordigheid te grondslag. Welke dubieuze bedoelingen liggen bijvoorbeeld verborgen achter de manuele destructie van het gedeelte 1844 - 1849 van een oud kasboek? * 
Het in 1927 geïnventariseerde archief bleef enige tijd in ‘s-Gravenhage. In 1931 had het polderbestuur uit dit archief een akte nodig, zodat verzocht werd te zijner tijd het archief terug te zenden in de houten kist, waarmee het eerder was vervoerd. * 
We mogen aannemen dat niet lang daarna de overbrenging heeft plaatsgevonden. In 1932 werd in ieder geval besloten het gemeentebestuur van Abbenbroek toestemming te vragen tot het plaatsen van een archiefkast in de raadzaal van de gemeente. * 
We hebben in het hoofdstuk huisvesting medegedeeld dat het polderbestuur in 1961 het gemeentehuis van Abbenbroek als vergaderplaats verliet om in het café van J.J. Brinkman verder te vergaderen.

Het polderarchief had de raadzaal al eerder verlaten. In 1948 was het oud-archief overgebracht naar het gemaal en aldaar in een kast geplaatst. * 
De omstandigheden in het gemaal waren absoluut ongeschikt voor een archiefbewaarplaats, zelfs nog slechter dan de vroegere lekkende bodekamer van het raadhuis.
De inspecteur had kort na de overbrenging het archief bezocht en was hevig geschrokken. De ordening was verstoord en het geheel maakte een slordige indruk. De machinist (!) was bereid in zijn vrije uren de orde te herstellen en de portefeuilles schoon te maken. Gedurende de periode dat het archief in het gemaal was opgeslagen moet het voor een belangrijk deel zijn aangetast door olie en ondanks latere reinigingen blijft het archief tot op de dag van heden een kwalijke geur verspreiden. Tot overmaat van ramp werd het archief door de watersnoodramp van 1 februari 1953 door water beschadigd. Door bemiddeling van de inspecteur werd het archief gedroogd en getracht de ingetrokken olie te verwijderen, hetgeen maar gedeeltelijk is gelukt. De Algemene Rijksarchivaris deelde als waarnemen inspecteur in 1955 namelijk mede dat het verwijderen van de vetvlekken en machineolie niet uitvoerbaar bleek zonder gevaar voor het behoud van de stukken zelf. * 
De lotgevallen van het recente polderarchief, dat berustte bij de secretaris-penningmeester, zijn minder dramatisch. In 1952 werd op de zolder van zijn woning een boekenrek gemaakt, dat onder andere bestemd was voor het archief van de polder Abbenbroek. De polder werd niet lang daarna lid van de afdeling Registratuur van de Unie van waterschapsbonden. Deze afdeling gaf leiding bij de inrichting van de polderarchieven volgens de code voor de ordening der archieven van de waterschappen. De invoering van deze decimale code betekende een geheel nieuwe ordening van het archief. De secretaris-penningmeester ging bij de ordening van het archief uit van het zogenaamde notulenstelsel, een veredelde vorm van de chronologische ordening. De ordening geschiedde dus met de notulen als richtlijn; alle bescheiden werden als bijlagen beschouwd van de notulen. De herordening van het nieuwe archief volgens de code geschiedde niet door de secretaris, maar door de heer J.M. de Graaff van de Unie van Waterschapsbonden. Nadat deze herordening in 1956 was voltooid, ging de Provinciale Inspectie der gemeente- en waterschapsarchieven zich met het oudere gedeelte van het archief bezighouden. * 
Dit gedeelte werd in 1962 geïnventariseerd door de heer P. Ernsting. * 
De aldus geïnventariseerde archieven werden vervolgens in 1963 in bewaring gegeven bij het waterschap De Brielse Dijkring en geplaatst in de archiefbewaarplaats van dit waterschap te Brielle. Vrijwel gelijktijdig werd het oude archief, beschreven in de inventaris uit 1927, overgebracht naar de genoemde archiefbewaarplaats, nadat de Provinciaal Inspecteur, de heer J.L. van der Gouw, nog had getracht de door machineolie bevuilde bescheiden te laten reinigen. Door deze stukken in plastic zakken te verpakken hoopte hij aantasting van andere bescheiden te voorkomen. * 
Ook het archief van de polder vanaf 1950 werd enige tijd na de polderconcentratie in 1973 overgebracht naar de archiefbewaarplaats van het waterschap. Dit archief was gedeeltelijk geordend volgens de code, maar gedeeltelijk ook weer volgens het notulenstelsel, omdat de code niet blijvend uitsluitend werd toegepast.

De huidige inventarisatie beoogt een algemene herziening van de inventarissen uit 1927 en 1962 en een bewerking van het nieuwe archief van de polder. Bij de bewerking van de verschillende archiefbestanden kunnen we ons verbazen over het feit dat, ondanks de vele onheilen die het polderarchief heeft ondergaan, nog zoveel bewaard is gebleven. Dit is ongetwijfeld te danken aan de activiteiten van de Provinciale Inspecteurs, respectievelijk de heren Th. van Reineck Leyssius en J.L. van der Gouw.

De onheilen hebben wel de materiële toestand ernstig aangetast.
Gedurende de jaren 1984 - 1985 en 1988 zijn weliswaar restauratiewerkzaamheden verricht door respectievelijk de Provinciale Inspectie en Cedric Chivers B.V. te Tilburg, maar aanvullende zorg blijft noodzakelijk. Na de opheffing van de polder in 1973 en de overdracht van het recente archief naar de archiefbewaarplaats van het waterschap De Brielse Dijkring, is uiteraard getracht ontbrekende bescheiden op te sporen.
Deze werkzaamheden hebben geleid tot de volgende aanwinsten: * 

1983
Afkomstig van de heer E. Rijkee te Geervliet:
a. Kohier van omslag, 1918.

1986
Afkomstig van de Stichting Oudheidkamer Hellevoetsluis, via de heer H.F.W. van Kralingen:
a. Keur, 1898.

1988
Afkomstig van de heer E. Rijkee te Geervliet:
a. Kadastrale kaart van de polder Abbenbroek, sectie A, 1851.
b. Kadastrale kaarten van de polder Abbenbroek, kaart 1 en 3, (ca. 1930).
c. Stukken betreffende het onderhoud van de Bernisse, 1940.
d. Notulen van de vergaderingen van het bestuur van de polder Abbenbroek met andere gemeente- en polderbesturen, die belang hebben bij het boezembeheer van de Bernisse, 1950 - 1959.
e. Presentielijsten van deze vergaderingen, 1952 - 1959.
f. Begrotingen wegens het boezembeheer van de Bernisse, 1953 - 1956.
g. Rekeningen wegens het boezembeheer van de Bernisse, 1952 - 1959.

1989
Afkomstig van de heer E. Rijkee te Geervliet:
a. Journaal van ontvangst, 1913 - 1914.

1993
Afkomstig van mevrouw J. de Baan-Wageveld te Spijkenisse:
a. Keur, 1884.

1994
Afkomstig van de heer J. van Balen te Zuidland:
a. Lijst van te betalen retributies voor het hebben van brongasputten, 1953.

1995
Afkomstig door aankoop:
a. Kaart van de polder Abbenbroek, vervaardigd door H. van Dijck, I. Stemmers en A. Steyaart, 1701.
Deze aanwinsten hebben uiteraard leemten in het polderarchief opgevuld, maar van een volledig archief is zeker geen sprake. Afgezien van de ontbrekende bescheiden, hiervoor reeds opgesomd, blijkt dat de kadastrale kaart uit 1851, als aanwinst uit 1988 vermeld, slechts een deel van de polder bestrijkt; de andere kaarten ontbreken. Van de kadastrale kaarten uit ca. 1930 geldt hetzelfde. Voorts ontbreekt de oude reglementskaart (schetskaart), die in 1887 nog was bijgewerkt. * 
De meeste tekeningen en bestekken van het stoomgemaal en het Abbenbroekse Verlaat zijn eveneens verdwenen. Van de bescheiden met betrekking tot de door Gedeputeerde Staten rond 1923 ondernomen pogingen om op verzoek van het polderbestuur verbetering te brengen in het beheer van de Bernisse is vrijwel niets bewaard gebleven.
Bij de bestudering van de inventaris lijkt het in sommige gevallen dat bescheiden ontbreken, zoals de rekeningen wegens het machineschot over de jaren 1908 - 1910, maar uit het voorgaande weten we dat deze rekeningen nooit hebben bestaan.
Het archief stond bij Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg bekend onder archiefnummer 025 en is in 2017 overgedragen aan het Stadsarchief Rotterdam.
Inhoud en structuur van het archief
Verantwoording
Aanwijzingen voor de gebruiker
Opmerkingen openbaarheidsbeperkingen

Kenmerken

Datering:
1701-1973
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Polder Abbenbroek onder de gemeente Abbenbroek, 1701-1973
Auteur:
L.W. Hordijk
Plaats van uitgave:
Rotterdam
Jaar van uitgave:
2000 (2020)
Overheid of particulier:
Overheid